Hoofdstuk 1 Het boek

De boekwinkel leek ruim gesorteerd. Ergens achterin stond een vrouw op haar tenen een plank te inspecteren. ‘Filosofie’ vermeldde het etiketje onder de boeken.
“De liefde voor de wijsheid wordt hier weggestopt,” mompelde ze, terwijl ze een boek terug schoof.
“Kan ik misschien helpen?” vroeg een jongensstem.
De vrouw draaide zich half om en keek de verkoper met een vage blik van herkenning aan. Hij bloosde licht, want hij wist precies wie hij voor zich had. Ze was hem meermalen opgevallen als ze binnenkwam lopen in café OudeGracht. Ze was wat je noemt een persoonlijkheid.
“Hoi, ik ben Martijn,” zei hij schuchter. “Ik werk hier. Zoek je iets speciaals?” Hij had haar nooit durven aanspreken en nu stond ze ineens voor hem.
“Hallo,” antwoordde de vrouw. “Ik zoek zeker iets speciaals.” Ze nam de jongen onderzoekend op. “Maar ik weet niet of jij me kunt helpen.” Ze keek weer omhoog.
Martijn aarzelde. Hoe bedoelde ze dat? Per slot van rekening werkte hij hier al meer dan twee jaar en had als verkoper al de meest uiteenlopende vragen gekregen. Ook als hij niet direct een antwoord klaar had, kon hij zijn klanten meestal wel op weg helpen.
“Ik zoek naar een boek dat alle voorgaande min of meer overbodig maakt,” zei ze, terwijl ze zich opnieuw naar de bovenste plank rekte.
Wat was dat nou voor een raadselachtige vraag? “De encyclopedie├½n staan daar bij het raam,” wees hij, terwijl hij voelde dat dat niet het goede antwoord was.
“Nee,” lachte ze, terwijl ze zich nu helemaal omdraaide. “Ik zal proberen duidelijker te zijn. Ik ben op zoek naar kennis over ons bestaan. Daar zijn natuurlijk duizenden boeken over geschreven, maar lezen leidt niet automatisch tot begrip. En meestal levert zoeken alleen maar nieuwe vragen op, waarbij het steeds moeilijker wordt om bevredigende antwoorden te vinden. En nu kom ik al een tijdje niet meer verder.”
Martijn deed zijn best om het verhaal te volgen. “Met welke vragen ben je nu bezig?” probeerde hij.
“Dat is moeilijk om even kort uit te leggen. Het moet een soort vervolg hierop zijn.” Ze trok een boek van de plank boven haar hoofd.
“Een vervolg? Van dezelfde schrijver?”
“Je begrijpt het niet. Bij het zoeken naar meer inzicht ga je van schrijver naar schrijver. Soms is het nodig een duik in het verleden te nemen, dan weer kan een recent boek een zetje geven. Stapje voor stapje kom je dan verder. Maar ik zit nu op een dood punt.” Ze zuchtte. “Ongetwijfeld bestaan er tal van aanknopingspunten, maar waarschijnlijk ben ik er nog niet rijp voor.” Ze zei het meer tegen zichzelf dan tegen Martijn.
Hij keek peinzend naar het boek in haar handen. Hoe moest hij deze intrigerende vrouw verder helpen? Hij hield zich niet dagelijks met levensvragen bezig. Over haar rijpheid had hij echter geen twijfels.
Ze ging verder: “Het lijkt wel of ik een boek zoek dat nog niet geschreven is.”
“Dan kan je lang zoeken.” Het flapte eruit voordat hij er erg in had. “Ik bedoel,” stamelde hij rood wordend, “ik weet niet zo goed hoe ik je helpen kan.”
“Het geeft niet,” glimlachte ze, “Ik heb geen haast.”
“Wacht maar,” zei hij, toen ze het boek met enige moeite terug probeerde te zetten. Hij kon er makkelijker bij. “Ik pak even een krukje voor je.”
Toen hij terug kwam, vroeg hij: “Vertel me eens wat meer over je zoektocht, want je maakt me eigenlijk heel nieuwsgierig.” Ze stapje dankbaar op het krukje en trok een nieuw boek uit de kast.
Ze wachtte even voor ze zei: “Wat hierin staat leert je om anders te kijken, te luisteren en te voelen. Hier, bekijk het maar eens.” Ze ging weer op de grond staan. “Jij zult er wel niet zo veel aan zien, maar voor mij werkt het als een knoop in een zakdoek. Ik word er wakker van.” Ze gaf hem het boek.
Hij keek het vluchtig in op zoek naar herkenningspunten. “Het lijkt me niet over drugs te gaan,” zei hij bladerend.
“Het gebruik van drugs prikkelt alleen maar de fantasie. Je waarneming wordt er door vervormd. Mij gaat het er juist om dat je de werkelijkheid ziet. Kijk maar eens echt goed naar dat boek. Wat heb je in je handen?” drong ze aan.
“Een boek toch, hoezo?”
“Volgens mij heb je het niet goed vast.”
Belachelijk, dacht hij. Maar ze had ontegenzeglijk iets bijzonders over zich en daarom bewaarde hij zijn geduld. “Ik heb geen idee wat je bedoelt.”
“Voelt het niet lekker aan?”
“Heerlijk,” zei hij, waarbij hij een licht cynisme niet kon onderdrukken. Wat kon er met dit boek aan de hand zijn? Hij bekeek het van alle kanten en liet zelfs de bladeren wapperen. Natuurlijk viel er niets uit.
Nog ├⌐├⌐n keer probeerde ze het. “Weet je wat jij met dat boek moet doen: je moet het maar eens op je tenen laten vallen! Misschien begrijp je het dan. Word je daar een beetje wakker van!”

Ze had op een plagerige toon gesproken, maar zeker niet met de bedoeling om ruzie te maken. Ze was wel degelijk serieus. Eigenlijk was ze blij dat hij haar niet had uitgelachen. Ze moest voorzichtig zijn om haar ervaringen met anderen te bespreken. Zelf gebruikte ze het boek vaak als wekker. Niet dat ze het elke ochtend op haar tenen liet vallen, dat was wat al te simpel. De betekenis zou snel vergeten zijn. Voor rituelen koop je niks, zeker geen waakzaamheid.


“Denk je dat ik duidelijk genoeg ben, Walter?”
“Ik weet het niet, Peter. Mensen die begrijpen wat die vrouw bedoelt, lezen waarschijnlijk wel verder. Maar degenen die het niet helemaal vatten, gooien ├│f het boek opzij, ├│f ze gaan erover nadenken. Dat laatste mag dan de bedoeling lijken, ik betwijfel of dat genoeg is. Alleen dat van die tenen spreekt me wel aan. Maar ga maar verder.”


Naar: hoofdstuk 2